Kruisbessenstruiken

De kruisbes of stekelbes (Ribes uva-crispa, ook bekend onder de dialectnamen steikbear, klapbes, kroensel, kroesel, knoezel, kruudoorn of knoeper) is een in het wild voorkomende maar ook een voor de vruchten geteelde stekelige struik, die evenals de aalbes (R. rubrum), de alpenbes (R. alpinum) en de zwarte bes (R. nigrum) behoort tot het geslacht Ribes in de ribesfamilie (Grossulariaceae). In Vlaanderen is de term stekelbes algemeen gangbaar. In het wild komt de kruisbes voor op vochtige, matig voedselrijke, kalkhoudende grond op kapvlakten, onder struikgewas en op open plaatsen in het bos.

 

De struik wordt 0,6-1,2 meter hoog en heeft gestekelde takken. De bladeren zijn rondachtig en drie- tot vijfbladinsnijdinglobbig. De bladsteel en de onderkant van het blad zijn zacht behaard.

 

De kruisbes bloeit in april met groenachtige tot vuilpaarse bloemen. De kelkbuis is klokvormig en de langwerpige kelkslippen zijn teruggeslagen. De kelk heeft dezelfde kleur als de kroonbladen. De kruisbes wordt bestoven door insecten en kan vruchtzetten met eigen stuifmeel. (zelfbestuivend).

 

De vrucht is een kale of met klierachtige borstels bezette bes en heeft rijp een groene, gele, rode of roodpaarse kleur.

 

In Noord-Amerika komt van nature een sterk gelijkende soort voor, Ribes hirtellum met helderrode bessen.

 

Er zijn tal van struiken bij de heg nabij de groentenbaken.

 

Kijk hier voor bron en meer informatie.